Ontvang de nieuwste updates
De nieuwste recepten
Geen recept missen?
Zout
Garam
Keukenzout is het bekendste zout in de voeding. De scheikundige naam is natriumchloride (NaCl). Keukenzout bestaat voor 99% uit natriumchloride. Het mineraal natrium is belangrijk voor het regelen van de vochtbalans in het lichaam. Er is ook zout in de handel waaraan natriumjodide - kaliumjodide - natriumjodaat of kaliumjodaat is toegevoegd. Voor de consument is het bekend onder de merknaam JoZo. Jodium is nodig om de schildklier goed te laten functioneren. Omdat de mens te weinig vette vis eet, waarin jodium voorkomt, wordt deze stof aan zout toegevoegd, om zodoende toch aan de gewenste hoeveelheid jodium te komen.
Zout is bij het koken de bekendste en meest gebruikte smaakmaker. Gerechten die bereid worden zonder zout te gebruiken worden als flauw en smaakloos ervaren. Zout is in ons eten niet meer weg te denken. We krijgen met ons voedsel te veel zout binnen, want niet alleen in de door ons zelf bereide gerechten voegen we zout toe, maar ook de kant en klare voedingsmiddelen bevatten zout en soms te veel zout, zoals in chips, zoutjes, kant-en-klaar maaltijden, koekjes, brood, drop en ander snoep, kaas, sauzen, en consumptie-ijs.
Zout werd en wordt nog steeds gebruikt als conserveringsmiddel. Voordat de mens over koelkasten beschikte, werd voedsel in zout ingemaakt. Denk daarbij aan vlees, groenten en vis. Tegenwoordig wordt dat nog steeds gedaan, denk daarbij aan de zoute haring, of ham en spek. Dit proces wordt pekelen genoemd. Door het voedsel met zout in te wrijven worden de aanwezige bacteriën gedood, waardoor het voedsel minder snel bederft. Voor deze manier van conserveren kan ook kaliumchloride (KCL) worden gebruikt.
Iedereen heeft zout nodig. Het zorgt in ons lichaam voor het regelen van het vocht, transport van voedingsstoffen, prikkelen van zenuwen en het samentrekken van spieren.
Om deze processen te laten goed werken heb je maar een kleine hoeveelheid zout nodig. Te veel zout zorgt voor een hoge bloeddruk en die zorgt weer voor hart- en vaatziekten en kan nierschade veroorzaken. Daarom is het belangrijk om de zoutconsumptie te beperken, zodat je geen last krijgt van te hoge bloeddruk. Zout houdt namelijk vocht vast, waardoor het hart zwaarder belast wordt. Mensen met hartproblemen moeten zoutarm of zoutloos eten. Als vervanging gebruiken zij dan bijvoorbeeld tuinkruiden als peterselie, selderij, of bieslook. Zoutvervanger bij uitstek is laurierblad.
Voor het goed functioneren van je lichaam heb je maar 1 à 2 gram zout per dag nodig. Hier in Nederland gebruiken de mensen gemiddeld 10 tot 12 gram zout per dag. Kant-en-klaarmaaltijden, waaronder vooral de pizza, bevatten veel zout, Ook in brood en andere bakwaren zit veel zout. Daarom is het voor de consument moeilijk om aan het ideale zoutgebruik te voldoen. De Nederlandse Gezondheidsraad adviseerde eind 2006 om niet meer dan 6 gram zout (2,4 gram natrium) per dag te eten.
De nieren filteren het zout en zo komt het zout in het bloed terecht. Een te hoog zoutgehalte in het bloed zorgt er voor dat je dorst krijgt. Als je water drinkt, wordt de verhouding zout/vocht weer in evenwicht gebracht.
Op verpakkingen wordt zout meestal met natrium aangeduid. Je kunt niet klakkeloos het gewicht van het gebruikte natrium verbinden aan het gewicht van het zout dat gebruikt is. Keukenzout is namelijk natriumchloride. Om het gewicht aan zout uit te rekenen moet je het gewicht aan natrium vermenigvuldigen met 2,5. Dus een product met 2 gram natrium bevat 2 x 2,5= 5 gram zout.
- Keukenzout
- Steenzout
- Zeezout
Om zeezout uit zeewater te winnen, worden met lage muurtjes ondiepe kuilen gevormd. Deze kuilen worden zoutpannen genoemd. Door zeewater in deze zoutpannen te pompen ontstaan er ondiepe meertjes. Door de zon en de wind verdampt er steeds meer water en het zout slaat als kristallen op de bodem neer. Als al het water verdampt is, verzamelt men het zout. Dat wordt naar de raffinaderij vervoerd, waar het wordt schoon gemaakt.
Het zout dat zich in de bodem bevindt, is eigenlijk ook zeezout. De zoutlagen zijn ontstaan, toen de enorme zoute binnenzee, die bijna heel West-Europa bedekte droog kwam te liggen. Door het gewicht van de aardlagen die op het zout kwamen werd het zout tot een keiharde laag samen gedrukt. Dit zout wordt aangeboord en met lauw water weer vloeibaar gemaakt. Het pekelwater wordt opgepompt en naar de zoutfabriek gepompt. Daar wordt het pekelwater gezuiverd en verhit, zodat het water verdampt en er zoutkristallen achterblijven. Het laatste water wordt er met centrifuges uitgehaald.
In de bronstijd wordt steenzout al gewonnen in zoutmijnen. Vooral in de buurt van Salzburg bevonden zich diepe schachten in de Kalkalpen. Sommige werden nog tot in de 18e eeuw gebruikt. Zo kwam de Oostenrijkse stad aan zijn naam.
Zeezout wordt al sinds mensenheugenis uit het zoute zeewater gewonnen. Dit kon alleen maar in warme streken, waar de zon zorgde voor de verdamping van het zeewater dat in kunstmatige meertjes werd gepompt, de zogenaamde zoutpannen. Het gewonnen zout werd met schepen naar Nederland vervoerd. Je kunt je voorstellen, dat dit zout erg duur was.
In 1886 werd in Twente bij toeval zout in de bodem ontdekt. Men was op zoek naar schoon drinkwater en men boorde bij toeval de zoutlaag in de bodem aan. Tot dan toe werd het zout vooral uit Duitsland ingevoerd. Door de Eerste Wereldoorlog werd het moeilijk om zout in te voeren en vanaf 1918 werd er besloten om zelf het zout uit de bodem te winnen.
Zout koop je in de supermarkt.
Zout is lange tijd een schaars artikel geweest. In de Romeinse tijd werden de soldaten met een rantsoen zout betaald. Het woord "salaris" betekent "zoutrantsoen" en geeft zo een beeld van de waarde van zout in die tijd. Ook de Via Salaria,de verbindingsweg van Rome met de Adriatische Zee, betekent letterlijk "de weg van het zout".
In de Middeleeuwen werd het bezit van zout de basis voor belastingheffing. Zout was erg duur en wie het zich kon veroorloven was kennelijk kapitaalkrachtig genoeg voor een "overheidsbijdrage". Het zout moest echter droog bewaard worden, want door de vochtige huizen van die tijd werd het anders te klonterig voor gebruik. Dicht bij het vuur was de aangewezen plaats. Daar was het echter te gemakkelijk opspoorbaar voor belastinginspecteurs die onverwachts konden binnenvallen op zoek naar het kostbare goedje. Bekend van die tijd zijn de stoelen met ingebouwd zoutreservoir, waar de meid, lekker dicht bij het vuur gezeten, niet opstaand van haar plaats, de schat bewaakte. Bij menige rondleiding in een Frans kasteel wordt deze anekdote graag verteld.
In Nederland werd tot in de negentiende eeuw accijns op zout geheven. Deze bedroeg 9 cent per kilo, terwijl de groothandelsprijs in België 3 cent per kilo bedroeg. Er bestond dan ook een aanzienlijke smokkel van zout over de Belgische grens. Aangezien een arbeidersgezin in die tijd wel een halve kilo zout per week gebruikte werd hier al gauw een procent van het inkomen aan besteed. De uitdrukking "Hij verdient het zout in de pap niet" is in dat licht goed te begrijpen.