Ontvang de nieuwste updates
De nieuwste recepten
Geen recept missen?
Water
Air
Als je vanuit de ruimte naar onze planeet kijkt, is het eigenlijk onbegrijpelijk dat wij onze planeet Aarde noemen. De Aarde ziet er vanuit de ruimte namelijk blauw uit. Dat komt omdat 70% van onze planeet bedekt is met water. Eigenlijk had onze planeet dus Water moeten heten. Het grootste deel van al het water op de wereld is zout. Het bevindt zich in zeeën en oceanen.
Water is een heel bijzondere stof. Het is de enige stof die zowel in vaste vorm (ijs), in vloeibare vorm (water) als in dampvorm (waterdamp) op de aarde aanwezig is. Het is ook de enige stof die nooit opraakt. De hoeveelheid water op aarde blijft steeds hetzelfde. Het water dat jij nu gebruikt kan hetzelfde water zijn dat de slaven dronken in Egypte tijdens de bouw van de piramides of dat de dinosauriërs miljoenen jaren geleden dronken.
Slechts een klein deel is zoet en drinkbaar. Het meeste zoete water bevindt zich ook nog ondergronds. Samen bevatten de zeeën 1,347 triljoen liter water, oftewel 1.347.000.000.000.000.000 liter. Als al het water gelijkmatig over het hele aardoppervlak wordt verdeeld, zou het water overal 3900 meter hoog staan. Elke liter oceaanwater bevat 35 gram zout. Als we al het zout uit de oceanen zouden halen, zou de aarde met een laag zout van 165 meter dik bedekt worden!
Op aarde is heel veel water en het meeste zit in de oceanen en zeeën. Door de zon verdampt er voortdurend water uit de oceanen. Ook het water van rivieren en meren verdampt. Zelfs planten geven waterdamp af. Deze waterdamp stijgt op en trekt met een luchtstroom over het land. Net zolang tot die vochtige lucht bij een koude luchtlaag komt, bijvoorbeeld hoog in de bergen. De waterdamp koelt af en er vormen zich dan druppeltjes water, dit zijn de wolken en van tijd tot tijd valt hier regen of sneeuw uit. Die regen of sneeuw komt in meren en zeeën terecht, maar ook op het land. Daar zakt het langzaam de grond in. Dit noemen we grondwater. Water uit rivieren en meren en sloten heet oppervlaktewater.
Water is een bron van leven - zowel voor de natuur als voor de mens. Waterrijke gebieden zoals moerassen, meren, rivieren en mangrovebossen behoren met hun enorme rijkdom aan plant- en diersoorten tot de meest waardevolle natuur op aarde. Tegelijkertijd is water de eerste levensbehoefte van de mens. Water om te drinken, om te recreëren, water om te vissen, water om ons voedsel te verbouwen, water om de producten te maken die we dagelijks gebruiken.
Wereldwijd zien we een aantal grote problemen met water. Op sommige (natte) plekken een te veel aan water, op andere plekken weer te weinig. Ook is watervervuiling in toenemende mate een bedreiging, waardoor de hoeveelheid schoon zoetwater drastisch afneemt.
Klimaatverandering komt daar nog eens bij: droge gebieden worden droger en natte gebieden natter. Verdeling van water: 97% van al het water is zout, 3% van al het water is zoet. Van het zoete water zit tweederde (68,7%) vast in ijskappen en gletsjers.
Een derde zit in de bodem (30,1%). Minder dan een procent bevindt zich elders (0,9%) (bijvoorbeeld in gesteente). 0,3% staat in verbinding met de openlucht (oppervlaktewater: meren, moerassen en rivieren).
Ons drinkwater wordt gemaakt van grondwater en oppervlaktewater. Als je al het water op aarde vergelijkt met een volle badkuip, dan is het zoete water waar wij over kunnen beschikken te vergelijken met één theelepeltje uit die badkuip!
Water, we gebruiken het elke dag en het omringt ons overal. Mede dankzij goed waterbeheer beschikken we altijd over betrouwbaar drinkwater. Verschillende instanties houden zich bezig met de zorg voor water. Drinkwaterbedrijven en waterschappen zijn daarvan de meest bekende. Ook ministeries, Rijkswaterstaat, provincies en gemeenten werken aan water.
Nederland kent anno 2010 tien drinkwaterbedrijven. Zij zorgen voor schoon water uit de kraan. Dat doen ze door grond- of oppervlaktewater te winnen, te zuiveren en via een leidingnet aan de klant te leveren. We vinden helder, schoon en fris drinkwater heel gewoon. Toch moeten de drinkwaterbedrijven heel wat werk verzetten om betrouwbaar drinkwater te leveren, want er gelden strenge kwaliteitseisen voor deze eerste levensbehoefte.
Schoon water is onmisbaar. Het voorziet in de eerste levensbehoefte van mens, dier én natuur. Maar voor de mens gaat de noodzaak van water verder dan dat. We gebruiken water voor zaken als het huishouden, landbouw, industrie, stroomopwekking, transport en recreatie. En we doen van alles om ons te beschermen tegen het water. Helaas zijn waterconsumptie, -productie en de aanleg van waterkeringen van grote invloed op het ecosysteem. Daarom is het noodzakelijk een goede balans te vinden tussen de waterbehoefte van mens en natuur.
Drinkwater wordt dus gemaakt uit grondwater of oppervlaktewater. Grondwater is het water dat dieper in de bodem ligt. Grondwater is regenwater dat tussen de 15 en 100 meter de grond is ingezakt. Het is van nature gefilterd, maar het moet nog wel behandeld worden voordat het geschikt is als drinkwater. Het is door verschillende grondlagen heen gezakt en veel vuil is daarin achtergebleven. Daardoor is het schoner dan oppervlaktewater en makkelijker te zuiveren. Het grondwaterpeil zakt als het gebruikt wordt voor drinkwater. De wortels van planten kunnen er dan niet meer bij waardoor landbouwgebieden en natuurgebieden kunnen verdrogen. Je kan dus niet onbeperkt grondwater oppompen.
Daarom wordt er ook oppervlaktewater gebruikt. Oppervlaktewater is het water in rivieren en plassen. Vooral water uit de Rijn en de Maas wordt gebruikt voor het maken van drinkwater. Het zuiveren van oppervlaktewater is ingewikkelder dan het zuiveren van grondwater. Oppervlaktewater is minder schoon, onder andere omdat fabrieken hun afvalwater hierin lozen. Ook spoelt er mest uit de landbouwgebieden in het oppervlaktewater.
Grondwaterzuivering
Grondwater wordt uit de bodem omhoog gepompt waarna er met sproeiers en watervallen zuurstof aan het water wordt toegevoegd. Hierdoor klontert het vuil samen in vlokjes. Dit vuil wordt door zandfilters uit het water gefilterd. Bevat het water na deze behandelingen nog te veel kalk, dan wordt het onthard. Daarna is het water meestal helder, schoon en goed van smaak. Heel soms zijn er toch nog ongewenste stoffen achtergebleven. Dan wordt het water nabehandeld met actieve koolfilters. Het schone drinkwater wordt vervolgens opgeslagen in een grote tank die reinwatertank genoemd wordt. Daar blijft het totdat het aan de gebruikers geleverd kan worden. Grondwater wordt vooral in het noorden, het oosten en het midden van het land gebruikt.
Oppervlaktewaterzuivering
Zuivering van oppervlaktewater is veel ingewikkelder. Het bevat meer vervuiling. Het te zuiveren oppervlaktewater wordt in de zuiveringsinstallatie gemengd met een chemicaliënmix van vlokmiddel, natronloog en ijzerzout. Dit bindt de ergste verontreinigingen die dan naar de bodem zakken. Zo kan het makkelijk afgevoerd worden. De drab wordt zuiveringsslib genoemd. In een volgende fase, nadat het verontreinigde slib is bezonken, volgt de behandeling met ozon en een eventuele tweede behandeling met ijzerzouten. Via een dubbellaagsfilter wordt het water dan naar actieve koolfilters gepompt. Deze halen stoffen uit het water zoals bestrijdingsmiddelen en natuurlijke humuszuren.
De smaak van water hangt af van twee factoren: de plaats waar het water gewonnen is en de behandeling die het water ondergaan heeft. De hoeveelheid mineralen in water bepaalt uiteindelijk de smaak. Water met een laag mineraalgehalte smaakt over het algemeen zacht. Sulfaat en magnesium maken het water wat bitter en mineraalachtig, natrium en chloride (NaCl) geven het water een ziltige smaak en calciumhoudend water smaakt hard. Kraanwater in Nederland kan behoorlijk in smaak verschillen. Het water in Rotterdam smaakt heel anders dan bijvoorbeeld in Maastricht.
Heel lang geleden toen de mensen nog jagers waren en nog niet op een plek bleven wonen zochten ze steeds het water op. Toen de mensen ontdekt hadden hoe ze graan en andere landbouw producten konden verbouwen bleven ze vaak langer op een plek wonen. Altijd in de buurt van een beek of een rivier en als er geen rivier was, groeven ze putten, waaruit ze het grondwater met een emmer omhoog haalden.
Vijfduizend jaar geleden, toen er in ons land nog helemaal geen steden waren, hadden landen als Egypte en Perzie al steden met waterleidingen. En tweeduizend jaar geleden hadden rijke Romeinen stromend water, wc’s, badkamers en badhuizen. In de middeleeuwen, ongeveer achthonderd jaar geleden, ontstonden er steden in ons land en water werd dan vaak uit de rivier gehaald dat vaak via houten leidingen naar de stad werd geleid.
Maar meestal was het gemakkelijker om waterputten te graven. Zo konden de mensen het water uit de put op het marktplein halen of uit hun eigen put. Toen de steden groter werden, werd het water in de rivieren en beken bij die steden steeds vuiler. Mensen gooiden hun uitwerpselen en afval in het water. Veel mensen die het vieze water dronken werden ziek en gingen dood aan de ziekte cholera. Het water uit de rivier werd te vuil om te drinken en de mensen dronken liever bier. Of het water werd gekocht bij een waterdrager die met een schip een eind de rivier op voer om daar water te halen omdat het schoner was.
Rond 1850 werd de eerste drinkwaterleiding aangelegd. Eerst werd een kanaal in de duinen gegraven waardoor schoon duinwater in een grote plas kwam. Een stoommachine pompte het water door een 23 kilometer lang buizenstelsel naar Amsterdam. Dit gebeurt nog steeds. Bij Haarlem liggen deze waterleidingduinen. Na Amsterdam ging het snel met de aanleg van de drinkwaterleidingen in ons land.
Water kan je bij ons uit de kraan drinken en daarvoor betaal je aan de waterleidingbedrijven. Ook kan je water in flessen kopen in de supermarkt.